Twee jonge vriendjes woonden vlakbij de mergelgrotten die ze, samen met hun ouders, al een paar keer hadden bezocht. Hun ouders hadden hen meer dan eens op het hart gedrukt om daar nooit alleen naar binnen te gaan, omdat zich daar een verraderlijk doolhof van gangen bevindt. Maar de 2 vriendjes hadden schoolvakantie en zin in een spannend avontuur, dus gingen ze, gewapend met een zaklantaarn en een zak snoep, toch de grotten in.
Na een tijdje waren ze zover de grot in gelopen dat ze hun zaklantaarn moesten gebruiken omdat er geen verlichting in die gangen was. Niet lang daarna herkenden ze de omgeving niet meer, dus besloten de 2 kinderen om terug te lopen en op zoek te gaan naar de uitgang. Ze liepen van de ene donkere gang naar de andere, maar konden de uitgang niet meer terugvinden.
De jongens bedachten dat er vast nog wel andere mensen in de grotten zouden zijn, dus probeerden ze hen te roepen, maar daar kwam geen enkele reactie op. Toen raakten ze in paniek en liepen ze schreeuwend om hulp door de gangen.
Tot overmaat van ramp was even later de batterij van hun zaklantaarn leeg, dus moesten ze op de tast een uitweg uit de pikdonkere grotten zien te vinden. Op een gegeven moment waren de knulletjes zó moe dat ze gingen liggen en prompt in slaap vielen. Toen ze weer wakker werden aten ze wat snoep om vervolgens weer verder te gaan met hun zoektocht.
Na een tijdje waren ze allebei schor van het vele roepen en echt vreselijk bang. Maar nét toen ze het wilden opgeven verscheen er vlak voor hen, zomaar vanuit het niets, een ‘bol van licht’ die voor hen uit zweefde, alsof hij hen de weg wees. Nieuwsgierig volgden de jongens de lichtbol, en niet veel later liepen ze een andere, voor hen onbekende, maar wel hele mooie wereld binnen.
In die ‘andere wereld’ zagen ze een vreemde, mooie vrouw op zich afkomen. Deze vrouw sprak tot hen – niet in het echt, maar in hun hoofd – en beide jongens hoorden haar zeggen: ‘Ondeugende kinderen! Jullie ouders hadden jullie nog zo gewaarschuwd voor deze gevaarlijke grotten. Jullie zijn nu in ‘Het Land van Ooit’ beland. Maar jullie leven is nog niet voorbij dus zal de ‘Lichtbol’ jullie weer terug geleiden naar jullie eigen wereld, maar dan moeten jullie wel beloven dat jullie dit nooit meer zullen doen.’
 
Nadat de kinderen haar hadden beloofd om nooit meer alleen de grotten in te gaan, verscheen de ‘bol van licht’ weer voor hen. De jongens volgden hem weer door de duistere gangen en voor ze het wisten waren ze bij de uitgang van de grot.
Zo snel als ze konden renden de kinderen terug naar hun huis. Daar troffen ze hun bezorgde ouders die natuurlijk heel blij maar ook boos waren. Zij waren vreselijk ongerust geweest en hadden, samen met nog vele vrijwilligers, al die tijd gezocht naar hun vermiste kinderen.
De knulletjes vertelden wat ze allemaal hadden meegemaakt; over de ‘bol van licht’ die hen eerst naar een ‘andere wereld’ maar later weer terug naar de uitgang had geleid, en ook over de vreemde vrouw die ‘in hun hoofd’ had gepraat. De ouders geloofden helemaal niets van het fantasieverhaal van hun kinderen, en ze waren boos op hen vanwege hun gejok, want zo’n wereld bestond natuurlijk niet!
Totdat een oude, wijze man het bijzondere avontuur van deze kinderen hoorde. Deze man legde de ouders uit dat hun kinderen wél de waarheid hadden gesproken, want precies hetzelfde was hemzelf in zijn jeugd ook overkomen! Ook híj was als kind verdwaald in de grotten, en werd toen ook door een bijzonder Licht naar ‘Het Land van Ooit’ en later weer terug naar de uitgang geleid.
‘Het Land van Ooit’ bestaat dus echt, alleen kunnen de meesten van ons het niet zien omdat het zich in een andere, hogere dimensie dan de Aarde bevindt ….. maar kleine kinderen ‘zien’ vaak meer dan de grote mensen.
Veel liefs, Ans